De aanslag
door Mirjam Huffener
Dit verhaal begint bij het einde. De nacht van 8 november 1944. Mijn vader Joep ligt in een sloot. Hij verbergt zich voor de nazi’s.
Die avond zijn er door Knokploegen aanslagen gepleegd op zes verschillende plaatsen langs de spoorlijn naar Bilthoven.
Een van die knokploegen bestaande uit de Joodse verzetsman Flip de Leeuw, Joep Huffener en Mach Balk is om ongeveer 19.00 overvallen door Duitsers. Mach wordt aangeschoten. Flip weet te ontkomen, Joep laat zich in een sloot zakken; ademhalen doet hij door een rietstengel. Mach Balk wordt door de (Nederlandse) Geheime Feldpolizei meegenomen en urenlang verhoord. Daarop volgen de arrestaties van Flip en zijn vrouw Betty (Bausch-Polak – na de oorlog hertrouwd), Pieter ter Beek, Kees Boeke en twee van zijn medewerkers.
Joep weet ’s ochtends een boerderij te bereiken waar hij opgelapt wordt en naar het sanatorium Berg en Bosch gebracht. Hier zweeft hij twee weken met ernstige longontsteking op het randje van de dood. Hij is de enige die het overleeft.
Mach bezwijkt aan zijn verwondingen. Flip en Pieter ter Beek worden 20 november geëxecuteerd.